Javascript is required to view this map.

waalwijk

De gemeente Waalwijk, met 46.200 inwoners (2011) de tweede gemeente van Midden-Brabant, bestaat uit de stad Waalwijk en de kernen Waspik en Sprang-Capelle die in 1997 bij de stad zijn gevoegd. Waalwijk ligt in het hart van de streek ‘de Langstraat’, een gebied dat zich uitstrekt tussen Geertruidenberg en Den Bosch.

De Langstraat is van oorsprong een oost-west zandrug in het moerassig veengebied tussen de Maas en de hoger gelegen Brabantse zandgronden. Langs deze dijk ontstonden tussen 1000 en 1200 nederzettingen van boeren die het land begonnen te ontginnen in lange stroken loodrecht op de dijk, zogenaamde slagen. Waar de zandrug en noord-zuid georiënteerde turfvaarten elkaar kruisten, verdichtte het lange bebouwingslint zich tot een kleine kern. Waspik en Capelle zijn op deze manier ontstaan en in deze dorpen is het slagenlandschap nog goed terug te zien. In de stad Waalwijk is de loop van de zandrug herkenbaar in de Grotestraat.

De aanwezigheid van eikenschors in het zuiden, runderen in het noorden en grote hoeveelheden kalkarm water bracht de boeren ertoe aan huis te gaan leerlooien. Dit leidde vanaf het eind van de achttiende eeuw tot de ontwikkeling van de leer- en later de schoennijverheid. Binnen een eeuw groeide de Langstraat uit tot het belangrijkste leercentrum van Nederland. Bepalend voor deze ontwikkeling waren de aanleg van een weg van Tilburg naar Waalwijk in 1846 en van de spoorweg tussen Den Bosch en Lage Zwaluwe (1886-1890). Vanwege de producten die voornamelijk werden vervoerd, werd dit enkelspoor de Halve Zolenlijn genoemd. Tegenwoordig ligt op het tracé een fietspad van Drunen naar Raamsdonk. In Waalwijk begeleidt het langgerekte Halve Zolenpark het fietspad, als een groene strook dwars door de stad.

Vanaf 1850 werd het vanwege ruimtegebrek aan de Grotestraat noodzakelijk de achtererven te bebouwen met zogenaamde damwoningen. In deze primitieve rijenwoningen vonden vooral thuiswerkers en arbeiders onderdak. Tijdens de katholieke emancipatie ontstond ten zuiden van de lintbebouwing een tweede lint met grootschalige katholieke bouwwerken: kerken, kloosters en scholen. De aanleg van de spoorlijn zorgde ervoor dat ook de leer- en schoenfabrieken zich naar het zuiden verplaatsten. Tussen de Grotestraat en het spoor werd een aantal assen aangelegd en de tussengebieden werden bebouwd. Vanaf 1890 bouwden welgestelde burgers villa’s en twee-onder-een-kap woningen langs de Stationsstraat, Mr. Van Coothstraat, Julianastraat, Kerkstraat en Putstraat. Door de aanleg van het Raadhuisplein in 1932 werd de lineaire structuur nog meer doorbroken.
br> In de twintigste eeuw heeft Waalwijk zich sterk uitgebreid. De dorpen Besoijen in het westen en Baardwijk in het oosten groeiden aan de kern vast tot een langgerekt straatdorp. Het lint werd verder verlengd door grote fabrieken zoals die van Van Haren. Naoorlogse uitbreidingen zijn vooral ten zuiden van het voormalige spoortracé gebouwd. Tegenwoordig vinden uitbreidingen plaats op het grondgebied van geannexeerde gemeenten, zoals Landgoed Driessen tussen Waalwijk en Sprang-Capelle, waar vanaf 2002 gebouwd wordt aan een ruim opgezette wijk in het groen. De bedrijvigheid is grotendeels uit de stad verdwenen en concentreert zich tegenwoordig rondom de haven ten noorden van de in 1969 aangelegde rijksweg A59. Met het in 2010 opgeleverde gemeentehuis heeft Waalwijk vanaf deze snelweg een herkenbaar gezicht gekregen.

Aan het begin van de twintigste eeuw waren schoenmakersbazen behalve werkgever vaak ook  huisbaas. Voor hun arbeiders, die veelal thuis werkten, bouwden ze kleine woningen in de nabijheid van de eigen woning. In Waalwijk gebeurde dit vooral in de zogenaamde ‘dammen’, smalle steegjes met aan beide zijden kleine arbeidershuisjes, gelegen tussen twee hoofdstraten. Halverwege de vorige eeuw zijn veel van deze kleine woningen gesloopt, maar dit rijtje schoenmakershuisjes is gespaard. Het ligt tussen de Grotestraat, waar zich nog steeds verschillende fabrikantenvilla’s bevinden, en de Winterdijk en was via een poortje vanaf de hoofdstraat te bereiken. De bewoners deelden gemeenschappelijke voorzieningen zoals toiletten.

lees meer

Jacques van Groenendael behoorde tot een familie van aannemers en architecten, die vooral in Noord-Brabant verantwoordelijk was voor vele religieuze (katholieke) gebouwen. Jacques was de broer van de bekendere architect Hubert van Groenendael.

lees meer

Deze eclectische fabrikantenvilla, gebouwd in opdracht van een bierbrouwer, is symmetrisch van opzet en bestaat uit een hoofdvolume en twee terugliggende zijvleugels. Houten luifels als voortzetting van de cordonlijst trekken de bijgebouwen bij het hoofdvolume. De luifels steunen op een slanke gietijzeren kolom met Jugendstil-motieven. Alle bouwdelen hebben schilddaken met een plat deel, bekleed met leien. Op de vier hoeken van het dak van het hoofdgebouw staan gemetselde schoorstenen met keperboogreliëfs en kleine kantelen.

lees meer

Het middelste en oudste deel van deze reeks kleine fabrieksgebouwen is gebouwd als schoenenfabriek in een eenvoudige bouwstijl. Aan de zuidzijde is de fabriek rond 1905 uitgebreid met een machinekamer en stoomschoenenfabriek met schoorsteen; aan de noordzijde met een productiehal. De uitbreidingen werden in lijn met het reeds bestaande gebouw geplaatst, waarbij het zadeldak evenwijdig aan de straat is doorgetrokken. De stoomschoenenfabriek verdween in 1998 met de aanleg van het Frederik Hendrikhof.

lees meer

Dit industriële ensemble bestaat uit een leerlooierij en een fabrikantenwoning. De looierij, die tegenwoordig in gebruik is als woonhuis, is typisch voor de streek en bestaat uit een begane grond in baksteen (nathuis) en een opbouw in hout (drooghuis), onder een zadeldak. In het nathuis werden huiden omgezet in leer, waarvoor veel water nodig was. De houten verdiepingen, die waren voorzien van ventilatieluiken, fungeerden als droogzolders.

lees meer