Woonhuis
De woonhuisarchitectuur heeft meer dan eens een verbinding met de industrie, want een van de genres binnen de vrijstaande woonhuizen dat vrij nadrukkelijk aanwezig is in de regio, is de fabrikantenvilla, de woonhuizen van de industriële elite. Zeker in de negentiende eeuw was het niet ongebruikelijk dat de directeur op het fabrieksterrein woonde, als een uitloper van de pre-industriële nijverheid die vaak aan huis en op het eigen achtererf plaatsvond. In latere tijden bouwden fabrikanten eerder hun huis in de stad of een villawijk, op afstand van hun onderneming.
Het witte ‘zaadhuisje’ werd eind achttiende eeuw gebouwd als poortwachterswoning voor het aan de overzijde van de Kasteellaan gelegen kasteel Loon op Zand. In het huisje werden tevens zaden voor de moestuin van het kasteel bewaard. Het eenlaagse pand met steil schilddak staat gedeeltelijk in de gracht rondom het terrein. Francine Broos renoveerde het pand in 2010 om er zelf te gaan wonen en bouwde er een jaar later haar atelier naast.
lees meerTot begin jaren negentig van de vorige eeuw bestond de woning met kantoor van architect Frits Dansen aan de rand van De Moer uit twee langgerekte gebouwen. Deze zijn samengesteld uit ten opzichte van elkaar verschoven vierkante bouwdelen, en geïnspireerd op het archetypische woonhuis met zadeldak. Halverwege zijn de lange daken onderbroken door verkeerszones met daklichten.
lees meerVanaf het moment dat Jan Rebel in 1911 in het kunstenaarsdorp Laren zijn eigen architectenbureau begon, richtte hij zich op het ontwerpen van landhuizen met verwijzingen naar Engelse voorbeelden. Vanaf de jaren twintig speelde Rebels leerling en medewerker Adam van Vliet een belangrijke rol in het bureau en vanaf 1935 was hij degene die alles ontwierp, ook al zette Rebel nog zijn handtekening op de tekeningen.
lees meerVilla Vredeoord was het woonhuis van Cees Bressers, een rijke ondernemer in de leerindustrie en lid van de Eerste Kamer. Het statige herenhuis is gebouwd in een mengelmoes van bouwstijlen. In de raampartijen wisselen bogen en rechte vormen elkaar af. De zwierige detaillering van de topgevel en het gebruik van klassieke zuilen zijn geïnspireerd op de renaissance, terwijl dakkapellen en de de dakvorm van de toren verwantschap tonen met de gotiek.
lees meerVanaf 1850 ontwikkelde Dongen zich samen met Kaatsheuvel en Waalwijk tot het centrum van de Nederlandse schoenindustrie. De in 1879 opgerichte JAL schoenfabriek vormt een ensemble met de fabrikantenvilla en personeelswoningen.
lees meerDe fabrikantenwoning aan de straat en het oudste deel van de voormalige looierij op het achtererf dateren uit het derde kwart van de negentiende eeuw. De looierij heeft de gebruikelijke opzet met het nathuis in baksteen op de begane grond en een opbouw in hout voor het drooghuis. Beneden werden huiden verwerkt tot leer, waarna deze op de verdiepingen te drogen werden gelegd. De looierij is in 1908 uitgebreid. Deze eenlaagse aanbouw met plat dak dateert uit de tijd dat ventilatoren werden ingezet voor het drogen en droogluiken overbodig werden.
lees meerNadat architect Jos Klijnen - volgens gemeentesecretaris M.A.J. van Liempt ten onrechte - de opdracht voor de nieuwbouw van het Waalwijkse raadhuis aan zijn neus voorbij had zien gaan, kreeg hij na de dood van Van Liempt van diens weduwe de gelegenheid zijn organische vormgeving alsnog te realiseren. Het woonhuis dat Klijnen voor haar ontwierp, heeft veel overeenkomsten met de architectuur die hij voor het raadhuis had voorgesteld.
Deze eclectische fabrikantenvilla, gebouwd in opdracht van een bierbrouwer, is symmetrisch van opzet en bestaat uit een hoofdvolume en twee terugliggende zijvleugels. Houten luifels als voortzetting van de cordonlijst trekken de bijgebouwen bij het hoofdvolume. De luifels steunen op een slanke gietijzeren kolom met Jugendstil-motieven. Alle bouwdelen hebben schilddaken met een plat deel, bekleed met leien. Op de vier hoeken van het dak van het hoofdgebouw staan gemetselde schoorstenen met keperboogreliëfs en kleine kantelen.
Dit industriële ensemble bestaat uit een leerlooierij en een fabrikantenwoning. De looierij, die tegenwoordig in gebruik is als woonhuis, is typisch voor de streek en bestaat uit een begane grond in baksteen (nathuis) en een opbouw in hout (drooghuis), onder een zadeldak. In het nathuis werden huiden omgezet in leer, waarvoor veel water nodig was. De houten verdiepingen, die waren voorzien van ventilatieluiken, fungeerden als droogzolders.